Ik had mijn vader een schermafdruk van een stukje dat ik over hem geschreven had gemaakt, met alle reacties erbij (want daar stonden ook mooie woorden bij van mensen die hij kent). Waar ik niet bij had stilgestaan is dat dat bijna 80-jarige vader geen benul heeft van hoe Facebook werkt, de leukjes en de optie ‘vind ik niet meer leuk’…het lijkt voor hem allemaal op een Zweedse handleiding van een onmogelijk te monteren Ikeameubel.
Bovendien koestert hij diep ingeworteld argwaan tegenover het internet en Facebook in het bijzonder, als ware het de oorzaak en de kern van al het overspel in de wereld. Als ik dan doodleuk antwoord dat overspel al zolang bestaat als de mens en dat iemand die op jacht is daar geen internet voor nodig heeft, lacht hij iedere keer een heel klein beetje gerustgesteld. Ondanks mijn 47 jaar blijf ik altijd zijn kleine meisje dat tegen de grote boze wereld moet worden beschermd.
Hij had gisterenavond in alle rust dat stukje gelezen, was te geëmotioneerd om meteen te reageren dus belde hij me deze morgen heel vroeg. Ik zat, een beetje gegeneerd in een badhanddoek gewikkeld (hij wist niet dat hij me van onder de douche had gerinkeld), in je blootje praten vind ik altijd een hachelijke bedoening…ook al weet je gesprekspartner het gelukkig niet.
Hij zei dat hij het mooi vond, maar hij voelde zich een beetje geraakt omdat bij alle reacties van mensen stond :’Vind ik niet meer leuk’. Het duurde erg lang (ik was al helemaal weer opgedroogd en knapperig van de douchegel) voor ik hem had uitgelegd dat ik al die reacties een ‘leukje’ had toebedeeld en dat er dan een optie verschijnt om dat weer te ontleuken.
Hij besloot dat hij niet meer van deze tijd was en ik dacht : is deze tijd niet op zijn minst een beetje ingewikkeld? En toen zei ik iets liefs dat enkel voor mijn vader bestemd is.
Fluffbunny
woensdag 10 april 2013
maandag 8 april 2013
Kunst of kitsch
De straat waar ik woon , in een klein lief dorp, bestond aan de ene zijde uitsluitend uit een paar boerderijen en heel veel landerijen. Aan de overkant was er een meisjesschool, een klooster (later weeshuis), een pastorij en een reeks rijwoningen (20 op een rij) die toebehoorden aan de rijke fabriekseigenaar van het kasteel over de brug.
Ondertussen is de boerderijenzijde aardig volgebouwd met woningen maar de rijhuizen bleven lang authentiek. Allemaal perfect gelijk met een voortuintje.Die voortuintjes waren ronduit kitscherig maar op een geheel eigen wijze van een ontroerende schoonheid. Ondanks tuinkabouters, roze flamingo’s, vijvertjes nauwelijks groot genoeg om je tenen in te baden, brievenbussen in de vorm van een boshutje, miniatuurwindmolens, een voederhuisje voor vogels in een poging tot het namaken van het kasteel van Neuschwanstein waren die tuintjes van een verrukkelijke kneuterigheid. Of je het nu mooi vindt of niet, je kan toch niet anders dan bewondering opbrengen voor de moeite die iemand doet om het zo ‘àf’ te hebben…de rijen ‘stinkers’ (Afrikaantjes leerden we later zeggen, wat ik behoorlijk racistisch vond om bloemen die gekend zijn als stinkers plots om te dopen tot Afrikaantjes, doch dit geheel terzijde), viooltjes, tulpen, krokussen waren met een pijnlijke zin voor orde en precisie gezaaid en geplant.
Ik vond het altijd heerlijk om in het voorjaar met mijn klasje naar de voortuintjes te wandelen en daar de bloemen te benoemen, de kabouters na te tekenen of gewoon zelf, zonder het alibi van mijn leerlingen, weg te dromen en in gedachten als Alice in Wonderland in zo’n miniatuurhuisje te gaan zitten.
In de loop der jaren gingen de huurders dood of werden de huizen verkocht aan jongere eigenaars die in het bezit waren van een wagen. Langzaam maar zeker werden de voortuintjes ingeruild voor een geplaveide parkeerplaats, een modern tuintje met geel siergrind en vierkante perkjes buxus.
Nu (ik woon er rechtover) is er niet één kitscherig voortuintje meer over, geen enkele tuinkabouter van wacht, geen brievenbus meer die doet denken aan iets waar je ook in kan wonen…alle ontroering moest wijken voor nuttigheid en wat nu mooi geacht wordt.
Maar in gedachten wandel ik nog langs mijn droomrijtje, ik weet nog precies waar alles stond.
Ondertussen is de boerderijenzijde aardig volgebouwd met woningen maar de rijhuizen bleven lang authentiek. Allemaal perfect gelijk met een voortuintje.Die voortuintjes waren ronduit kitscherig maar op een geheel eigen wijze van een ontroerende schoonheid. Ondanks tuinkabouters, roze flamingo’s, vijvertjes nauwelijks groot genoeg om je tenen in te baden, brievenbussen in de vorm van een boshutje, miniatuurwindmolens, een voederhuisje voor vogels in een poging tot het namaken van het kasteel van Neuschwanstein waren die tuintjes van een verrukkelijke kneuterigheid. Of je het nu mooi vindt of niet, je kan toch niet anders dan bewondering opbrengen voor de moeite die iemand doet om het zo ‘àf’ te hebben…de rijen ‘stinkers’ (Afrikaantjes leerden we later zeggen, wat ik behoorlijk racistisch vond om bloemen die gekend zijn als stinkers plots om te dopen tot Afrikaantjes, doch dit geheel terzijde), viooltjes, tulpen, krokussen waren met een pijnlijke zin voor orde en precisie gezaaid en geplant.
Ik vond het altijd heerlijk om in het voorjaar met mijn klasje naar de voortuintjes te wandelen en daar de bloemen te benoemen, de kabouters na te tekenen of gewoon zelf, zonder het alibi van mijn leerlingen, weg te dromen en in gedachten als Alice in Wonderland in zo’n miniatuurhuisje te gaan zitten.
In de loop der jaren gingen de huurders dood of werden de huizen verkocht aan jongere eigenaars die in het bezit waren van een wagen. Langzaam maar zeker werden de voortuintjes ingeruild voor een geplaveide parkeerplaats, een modern tuintje met geel siergrind en vierkante perkjes buxus.
Nu (ik woon er rechtover) is er niet één kitscherig voortuintje meer over, geen enkele tuinkabouter van wacht, geen brievenbus meer die doet denken aan iets waar je ook in kan wonen…alle ontroering moest wijken voor nuttigheid en wat nu mooi geacht wordt.
Maar in gedachten wandel ik nog langs mijn droomrijtje, ik weet nog precies waar alles stond.

donderdag 4 april 2013
De schijndemarrage.
Mijn vader en ik bleven vaak samen in de auto wachten terwijl mijn moeder snel iets ging halen in de winkel, ik vond het gezellig om samen met hem naar de mensen te kijken. Niemand anders kan zo grappig en raak commentaar geven op voorbijgangers als mijn pa.
Als mijn moeder uit de wagen stapte, zei hij altijd:’Kijk, nu gaat ze een schijndemarrage doen!’ waarmee hij bedoelde dat ze even haar pas zou versnellen, huppelen bijna, om daarna weer rustig en fier verder te stappen. Halverwege deed ze het altijd nog een keer, eventjes hollen en dan weer traag.
We vonden het danig amusant.
Toen ik vandaag nog snel even naar de bank liep, waar mijn moeder altijd ging (ondermeer om een praatje te slaan met bediende/vriend Chris, het liep altijd uit op een bezoek van een kwartier), zag ik mijn eigen spiegelbeeld in de grote etalage van de bakker op de hoek en tot mijn verbazing zag ik mezelf op precies dezelfde wijze een schijndemarrage uitvoeren, meer nog…ik voelde dat dit één van de mij meest eigen bewegingen was. De genen zijn blijkbaar sterker dan ik dacht. En ik snapte meteen ook waarom mijn man altijd lachte (in onze prille jaren) :’Jij doet altijd ballet als je loopt.’
Fluffbunny
Abonneren op:
Posts (Atom)