vrijdag 26 augustus 2011

Van Backstreet Boys en gebalde vuisten...

Je zou het misschien niet direct denken maar ik ben al ruim een decennium lang fan van Backstreet Boys, ik schreeuw het niet van de daken want een mens moet ook een beetje om zijn imago denken. Het wordt meestal gezien als getuigend van weinig muzikale smaak, maar dat zal me eerlijk gezegd een worst wezen. Ik heb niks te bewijzen, muziek is er om ons leven mooier te maken en dan is het bijzaak wat anderen vinden van je eigen voorkeur, het is alleen fijn als die voorkeuren af en toe gedeeld worden.
Backstreet Boys dus, een product, daar ben ik me van bewust, een samenraapsel van fotogenieke jongetjes die al zoveel met achterstraatjes te maken hebben als ik met het graf van Toetanchamon.Maar goed, het maakt niet uit…het product klinkt altijd glad, vol, warm , zalvend.De teksten zijn herkenbaar en hebben een hoog Dafalgangehalte ( goed tegen alle pijntjes).
Dat hun clips en hun nummers boordevol clichés zitten is van een lekkere voorspelbaarheid, latente autisten als ik vinden dat eigenlijk alleen maar geruststellend : ze lopen doelloos door elkaar, alle richtingen uit hun liefdesverdriet bezingend. Een vaste waarde is de gebalde vuist : bij het zingen van een zeer intense liefdesuiting wordt de geopende rechterhand tot boven het hoofd gebracht (vergezeld van een zeer ‘diepe’ blik ) ,ééns boven het hoofd wordt de vuist gebald en gaat hij weer langzaam, perfect langs het topje van de neus, naar beneden als om de gezongen woorden kracht bij te zetten. Je ziet het wel vaker in clips, ik heb het nog nooit iemand in het echte leven zien doen…dat zou ook een beetje belachelijk zijn. Maar het werkt…het is iets waar je op kan rekenen bij iedere BB-clip.
Nog zo’n steeds terugkerend BB-handelsmerk is wat ik hoorde benoemen als een tension-release moment ( ik hou van het woord en de persoon die mij de term leerde kennen ) . In de volle hevigheid van het nummer valt het ineens even stil, gaan een paar instrumenten door en voel je dat het nummer opeens weer in ware climax zal uitbarsten…even wachten…en jaaaa,daar zijn ze alle vier uit volle borst het refrein inzettend, kippenvel, tranen in de ogen, violen,toeters,bellen, 4 -of voor het vertrek van Kevin 5 -gebalde vuisten voor de neus…
Dàt is ook het moment waarop het in hun clips begint te regenen, geen miezerig buitje, maar the real thing : bakken water, een zondvloed van nattigheid, vuisten alom…minstens één van hen valt op de knieën en slaat zich op de borst. De anderen lopen verdwaasd door storm en regen, af en toe zie je er ééntje met getormenteerde blik in een Amerikaanse slee met open dak door een windmolenpark rijden ( u ziet, ik ben een kenner). Ik ben er dol op. Niet van andere boysbands, mijn voorliefde geldt enkel Backstreet Boys, zij slagen er als geen ander in om kitsch te verheffen tot kunst. Om mij zover te krijgen dat ik in de wagen mee zit te zingen en alle schaamte laat varen is één en ander nodig. Want geloof me, het is géén zicht, een ruim 40-jarige vrouw die alle partijen mee probeert te zingen ( ze zingen steevast meerstemmig en elk om beurten invallend, geloof me, het is niet gemakkelijk) en die dan ook nog het vuistgebaar moet onderdrukken (hoewel de drang bijzonder groot is) om de handen aan het stuur en de versnellingspook te houden.
Het moet wel gezegd worden dat ik volwassen genoeg ben om de jongeheren van het muzikale gezelschap niet te begeren , ik koester enkel moederlijke gevoelens voor het viertal (één en ander heeft te maken met mijn voorkeur voor brocante exemplaren zonder sixpack ) . Stel dat ik zou uitgenodigd worden op de set van één van hun clips, dan zou ik aldoor waarschuwingen debiteren in de aard van:’Nick, jongen, doe eens een regenvestje aan, je gaat een valling opdoen.’ Of ‘Howie,hou je handen aan ’t stuur, je wil toch niet tegen zo’n windmolen knallen.En heb jij wel genoeg geslapen, je moet morgen op tournee vertrekken, zie dat je niet moe bent op voorhand.’ Mijn collega noemt me wel eens plagerig de Sien Eggers van de school, u ziet vanwaar zijn associatie komt.
Hoedanook, laat dit mijn officiële outing zijn : ik hou van The Backstreet Boys…tot spijt van wie het benijdt of te min vindt…ga uw goddelijke gang. But I want it that way !
Fluffbunny.

vrijdag 19 augustus 2011

Van tieners en slapeloze nachten...

Op een dag hoef je plots niet meer zorgvuldig 30 gram mager vlees af te wegen voor hun groentenpap, zoek je niet meer naar kleurige speldjes bij hun nieuwste rokje, moet je niet dagelijks een fluortabletje geven voor de melktanden, word je niet meer gevraagd om tijdens Sesamstraat in hun haar te kroelen, ga je bij het slapengaan niet even meer kijken of ze hun engelachtige slaap liggen te slapen in hun naar babyshampoo geurende bedje, stop je geen koek en reserveslipje meer in hun K3-schooltas.
Dat is ook de dag waarop ze ineens groter blijkt te zijn dan jou, waarop flesjes parfum en nagellak opeens onvindbaar blijken tot je op haar bureau gaat zoeken.De dag waarop ze bij het begin van een maaltijd informeert:’Er zit toch zeker geen look in hé?’ en waarop je ’s avonds voor een gesloten slaapkamerdeur staat…gewaarschuwd door een leuk citaat dat je duidelijk maakt dat dit hun terrein is en dat een gelukzalige blik op een slapende dochter niet meer gewenst is.


Dit is het moment waarop je tienerjongens onhandig ziet stuntelen om haar aandacht, waarop de blikken (die je kent uit vervlogen tijden )van mannen weer opduiken ; niet voor jezelf maar voor het liefste wat je hebt.Waarop je je afvraagt hoe die jaren opeens zo snel voorbij zijn gegaan, waar die kinderlijke onschuld heen is, waarop je beseft dat de geschiedenis zich herhaalt en dat loslaten nodig is.
De dag waarop je weet dat niets ooit voor altijd is, maar dat over een paar jaar het kleine wonder zich weer zal voltrekken en en zij zelf naar je zal bellen om te vragen wat ze moet doen als haar kleine meisje ’s nachts huilt om tandjes die doorkomen.
Fluffbunny.

vrijdag 12 augustus 2011

Leopoldsburg

Een paar jaren geleden kregen we op school een folder in de bus over een ‘niet te missen,spotgoedkope,avontuurlijke’ schoolreis. Dit ging door op het militaire domein van Leopoldsburg, een soort opendeurdag van het leger in zowat het andere eind van België…mijn collega’s vonden het een schitterend idee, een dag soldaatje gaan spelen in het verre Limburg.Het spreekt voor zich dat die collega’s mannen waren, de enige vrouwen in het gezelschap waren ikzelf en mijn bijna met pensioen gaande collega A.
Reeds ’s morgens vroeg was duidelijk dat het een snikhete dag zou worden, we reden met twee verschillende bussen naar Leopoldsburg, één oud gammel scharminkel zonder airco en één gloednieuwe bus met alle toeters en bellen. Mijn mannelijke geslepen collega bood zomaar aan dat wij voor de heenreis met de nagelnieuwe bus mochten rijden, bij de terugreis zouden we wisselen. Argeloos en gecharmeerd ging ik in op dat voorstel.
Na een veel te lange rit in de gekoelde bus kwamen we aan met onze leerlingen in het gigantische militaire domein van Leopoldsburg. Ikzelf had in al mijn ijdelheid een kort jeansshortje aan en een topje, (ik had net een jaar of twee BBB gevolgd dus ik kon het wel hebben,dacht ik) en was netjes opgemaakt, kwestie van een beetje indruk te maken – iedere vrouw heeft recht op haar eigen versie van een midlife crisis. In de overtuiging dat ik daar wel een paar soldatenhoofden zou laten draaien liep ik heupwiegend voorop, mijn collega’s een beetje afwachtend en grinnikend achter me latend. Reeds uit de eerste tent kwamen een paar kaki’s aangelopen die me halt toeriepen en zeiden dat ik zo het domein niet op mocht, eerst moest ik een beetje gecamoufleerd worden.Ze lieten me in een stoel zitten en gingen met donkergroene en zwarte vettige stiften aan de slag en smeerden mijn zorgvuldig opgemaakte gezicht vol troep, geen vierkante centimeter blanke huid was nog zichtbaar. Mijn collega’s hadden zich ondertussen uit de voeten gemaakt om niet hetzelfde lot te ondergaan. Toen ik met een rothumeur mijn gezelschap weer vervoegde,lagen ze in een deuk om hoe ik er uit zag. Helblond haar (in die tijd) en een roetzwart-kaki gezicht daaronder…
De zon scheen ondertussen heel fel en al snel zweetten we als een os, de soldaten hadden echter een verrassing voor ons klaar. Van zodra we bij het centrale terrein kwamen werden we van kop tot teen kletsnat gespoten, niet zomaar een aangename verfrissing maar werkelijk doornat tot op onze huid. De vettige verf in strepen op mijn mooie topje.Mijn collega A die erom bekend stond dagelijks een half uur aan haar kapsel te föhnen en een fles haarlak leeg te spuiten kreeg de volle laag.Na een paar minuten in de brandende zon waren haar haren weer droog maar door de lak stond het stijf als een helm op haar hoofd en leek ze op een foto van Marty Feldman (haar woorden).We waren al met twee ongelooflijk slecht gehumeurd. Gelukkig was het voor de kinderen wel fijn, ze mochten klimmen,klauteren,meerijden in een jeep,kregen overal gratis drankjes ( in feite was het één grote promostunt voor het leger).
Het gevolg van al die drankjes was uiteraard dat iedereen aldoor moest plassen, één probleem : de toiletten waren zeer ver verwijderd van waar de activiteiten doorgingen.De leerlingen plasten zonder enig probleem achter een struik of tegen een boom maar A en ik vonden dat toch een tikkeltje te avontuurlijk. Eventjes vergetend hoe potsierlijk ik er uit zag, liep ik naar een soldaat die er nogal aaibaar uitzag en vroeg of hij me even de dichtstbijzijnde toiletten wou wijzen.”Geen probleem,madamke,” zei hij lachend. “Ik zal je er persoonlijk naartoe brengen. Volg mij maar!” A en ik volgden hem doorheen een paar tenten en langs een gebouw, in de volle overtuiging dat we ons in alle comfort van onze plas zouden kunnen ontdoen. Plots gingen zijn ogen schitteren.”Hier is ‘t !”,waarop hij wees naar een bosje struiken.Op afstand stonden zijn vrienden te lachen. Wijzelf vonden het uiteraard een stuk minder leuk. Met een volle blaas en een gezicht als een kaki oorwurm keerden we terug naar de groep, ondertussen nog eens kletsnat gespoten door een idioot met een waterkanon.En toen was voor mij de maat echt vol, zelfs de mannelijke collega’s vonden het nu welletjes geweest. Een bijna gratis schoolreis om gewoon permanent belachelijk gemaakt te worden…geen enkel overzcht over waar de leerlingen waren, geen sanitair, verzengende hitte en overal soldaten die dik tegen hun zin kinderanimatie moesten doen voor de zoveelste keer …we besloten de terugreis aan te vatten. Bij het tellen van de leerlingen bleken we er twee te missen : mijn dochter en haar vriendinnetje…alsof het nog niet erger kon. We verspreidden ons met een paar collega’s, de rest bleef bij de leerlingen (en lieten die ondertussen eindelijk naar het toilet bij de parking gaan) en we zochten overal naar de 2 meisjes. Toen ik de zoveelste militair zag die me een derde douche wou geven liep ik naar hem, onbevreesd en woedend en zei zéér ondamesachtig dat ,indien hij het waagde me nu nog nat te spuiten, ik de slang ergens zou stoppen waar het bijzonder onaangenaam was en nog veel meer dan dat.Tot mijn verbazing excuseerde hij zich en hielp hij me zoeken tot we dochterlief en haar vriendin gevonden hadden ( die waren zich totaal van geen kwaad bewust vrolijk een rondritje gaan maken met een vrachtwagen op het domein ).
Opgelucht gingen we terug naar de rest van het gezelschap, die inde brandende zon stonden te wachten. Toen ik het vrolijke gezicht van mijn collega zag die bij de terugreis de luchtgekoelde bus was beloofd, begreep ik waarom hij ‘s morgens zo charmant de switch had voorgesteld. “Een mens moet een beetje vooruitziend zijn!”lachte hij .
Ach ja, ruim twee uur in de file in een snikhete bus, mijn huid prikkend van de camouflageverf,doodmoe…het kon me niet meer schelen : mijn dochter zat gezond en tevreden na te genieten een paar zetels achter mij. ..
Fluffbunny.

woensdag 10 augustus 2011

Chez Bob

Het moet 18 jaar geleden zijn dat ik met mijn man, toen nog (vrij pril) mijn lief een rondreis maakte in de Provence.We hadden al een groot deel van de dag doorgebracht in de Camargue, foto’s makend van flamingo’s die in zwermen boven onze hoofden vlogen. Plots beseften we dat we honger hadden en dat het al na de middag was, geen enkele winkel in de buurt, geen café of restaurant te bespeuren. Na een flink eind rijden zagen we langs de weg een klein houten bordje met in kleurige letters : “C’est la..le Restaurant Bob”. We volgden de pijl en reden een smalle landweg op, verdwenen tussen de gewassen en de bomen en keken nieuwsgierig naar het huis dat er aan de buitenkant allesbehalve als een restaurant uitzag. Eigenlijk hadden we al besloten om verder te zoeken toen een jonge man zwaaide en wenkte. Een beetje tegen onze zin stopten we en vroegen pro forma of het restaurant open was en hij knikte enthousiast van ja.
We volgden de man naar binnen door een soort stal , ik keek nog even naar onze auto die volledig aan het zicht van de straat en dus ook van voorbijrijdende mensen onttrokken was.In die stal zat een stokoude Fransman, het type dat door zijn getaande huid en zijn verregaande osteoporose meer weg had van een knotwilg dan van een mens.De schrik sloeg me om het hart, waar waren we terecht gekomen? Misschien was die ‘kok’ wel een lustmoordenaar en hakten ze verdwaalde reizigers in de pan…achteraf bekeken een belachelijk idee maar het leek me op dat moment een zeer logische denkpiste.We kwamen in het restaurantgedeelte, een stuk of wat tafels die ik zeer eufimistisch rustiek zal noemen.De muren en het plafond hingen vol getuigschriften van deelname aan de oorlog, decoraties,sepia foto’s , uniformen en helmen. Ik werd er steeds zekerder van dat we in een soort rovershol beland waren. In die tijd waren er nog geen gsm’s dus kon ik ook niemand verwittigen.
Bob bleef bijzonder charmant en bracht ons aan een tafeltje en zei dat hij niet met een kaart werkte maar dat hij ons zou verrassen met een lekker menu. In een bui gekomen van ware doodsverachting dacht ik :’Soit, dan is het maar zo, ik heb een prachige vakantie gehad met mijn lief, dit is het geweest.Eerst nog vetgemest worden als Hans en Grietje en dan zelf de cassoulet in voor het volgende slachtoffer.
Bob schonk ons een heerlijk glas wijn in en bracht paté van het huis ( de vorige gasten?)en een mandje met groenten en tuinkruiden recht uit zijn eigen moestuin met een gestoomde aardappel in de schil.Als dit dan toch ons laatste maal zou zijn, het was in ieder geval heerlijk.
Ondertussen grilde Bob een stuk eendenborst en maakte hij een sausje met frambozenazijn.Af en toe knipoogde eens schalks over zijn schouder (wat me deed denken dat hij mijn lief eerst een kopje kleiner zou maken en mij nog op één of ander spit zou rijgen). Maar net toen ik zweetdruppels op mijn voorhoofd voelde parelen was er telefoon, ik hoorde Bob de reservatie herhalen en zag hem noteren.Na die ene telefoon volgden er nog verschillende reservaties, mijn paniek ebde weg en ik realiseerde me dat we in een vrij exclusieve zaak terecht waren gekomen.
Dat de oude knotwilg van daarvoor ondertussen luidruchtig asperges in boter zat te dopen en ze opslurpte naast ons, af en toe onderbroken door een rochelende hoest, kon me niet veel meer deren. Het tweede glas wijn had mij in een bescheiden roes gebracht en ik bekende mijn verontrustende gedachten van het voorbije half uur en we kregen de slappe lach. Bob leek het al even amusant te vinden en lachte even hard mee toen hij ons het dessert en ten overvloede nog de schotel streekkazen bracht.
Met plezier betaalden we de rekening en reden opgelucht,suf gelachen en voldaan verder naar Tarascon om daar ’s avonds het verhaal in geuren en kleuren te vertellen op het terras van Le Roi René waar we logeerden.
Mijn ouders gingen er nadien bij iedere reis naar de Provence eten en mijn moeder ontwikkelde een dikke boon voor de knappe Bob.In een boek over de Provence werd uitgebreid de loftrompet afgestoken over het blijkbaar zo bekende restaurant. ‘Chez Bob’ bestaat nog steeds, Bob jaren ouder en dikker, maar het menu is nog steeds hetzelfde…alleen…u weet nu dat het veilig is.
Bon appétit.


Fluffbunny.